Geluk
Toen de goden de wereld gemaakt hadden, met de planten, de dieren en de mensen erin, zaten ze samen aan de feestdis.
Eén god zei: "We zijn nog iets vergeten, we moeten het Geluk nog ergens planten." Hij stelde voor om het op een hoge berg of in een diepe zee te verstoppen, zodat de mensheid er veel zou voor moeten doen.
Een andere god stelde voor om het geluk in materiële zaken, zoals goud en huizen, te steken. Of gewoon: altijd aan de andere kant van de heuvel.
Toen stond de oudste god op en zei: "Laten we het geluk in de mensen zelf steken. Daar gaan ze het vast nooit zoeken."
|